Dialect, jargon, straattaal of neologisme – elke week ontwaart de Volkskrant een opvallend woord. Het lijkt erop dat we berutteld zijn.
Wanneer de naam van een politicus het tot een uitdrukking schopt, heeft hij of zij meestal een probleem. Zo had oud-Kamerlid Arend-Jan Boekestijn (VVD) de gewoonte erg loslippig te zijn, daardoor in een moeilijk parket te belanden en vervolgens overvloedig excuses te maken. Dat ging ‘een boekestijntje’ heten. Het gebeurde onder meer in 2008, toen hij Mark Rutte een ‘schokkend’ gebrek aan ideeën toeschreef.
Rutte had tot voor kort weliswaar een goede bijnaam, maar ‘Teflon Mark’ had haast nooit een probleem. Niets koekte vast aan de anti-aanbakman, ook geen uitdrukking. Totdat het tij vorig jaar begon te keren door de toeslagenaffaire en, recenter, door wat we hier voor het gemak de ‘functie elders’-affaire zullen noemen.
Toen Rutte mikpunt werd van kritiek, werd ook de taal venijniger en creatiever. Opeens klonk overal de term ‘Rutte-doctrine’. Hier en daar viel het woord ‘oprutte’ te horen. Ton den Boon, hoofdredacteur van de Nederlandse Van Dale, schreef blogs over ‘ruttocratie’ en ‘beruttelen’.
Ellen Deckwitz gaf in een mooie NRC-column een definitie voor dat laatste woord, beruttelen: ‘bij een fout de ander meteen gelijk geven, complimenteren en beterschap beloven’. Paaien en dóór. Bijzonder fijn aan ‘beruttelen’ is niet alleen de associatie met betutteling, maar ook met dat andere werkwoord dat we ontlenen aan een (oud-)premier: ‘belubberen’ (bedonderen door slecht, wollig of maar half te informeren, à la Ruud Lubbers).
De recente taalinventiviteit stemt nieuwsgierig of Rutte blijvend woorden zal nalaten aan de Nederlandse taal. Weten we over tien jaar nog dat we ooit berutteld werden? Blijft Rutte iets aankleven, of fietst hij nog lang en gelukkig?
Lees hier alle afleveringen van alle rubrieken van de pagina Taalgebruik! uit de Volkskrant.